Toespraak

Toespraak in Kamer op Koningsdag

Sire,
Majesteit, 
Voorzitters van Kamer en Senaat, 
Beste collega’s
Dames en heren,  

De jaren waarin ik tot politiek bewustzijn kwam, heb ik altijd sterke vrouwen geweten op het Belgische politieke toneel. 

Figuren als Lucienne Herman-Michielsen die haar leven gewijd heeft aan vrouwenrechten, die gevochten heeft voor het recht om te mogen beslissen over eigen lijf en leden.   

Figuren zoals Paula D’hondt die pionierswerk verricht heeft als Koninklijk Commissaris voor de Minderheden. Op amper vier jaar tijd legde D’hondt de basis voor het diversiteitsbeleid in ons land. 

Margareth Thacther wist het al:  

If you want something said, ask a man. If you want something done, ask a woman.” 

Meer recentelijk zijn het vrouwelijke politici als Laurette Onkelinx die indruk op mij gemaakt hebben. 

Onkelinx heeft me bij het begin van mijn loopbaan regelmatig op de toppen van mijn tenen doen staan. Een vrouw met dossierkennis en politiek talent; iemand waarmee het hard kon botsen op de inhoud maar die zacht was op de persoon en waarmee je na het conflict altijd door dezelfde deur naar buiten kon.  

Om maar te zeggen dat een politiek zonder vrouwen voor mij moeilijk in te beelden was en is. 
Toch is er dat lang geweest in ons land: een politiek zonder vrouwen. Té lang. Want we vieren vandaag weliswaar 100 jaar ‘vrouwen in de politiek’, deze viering mag niet naïef zijn; mag niet wegkijken van het feit dat ons land laat was met het toekennen van politieke vrouwenrechten. 

En dat is jammer, want België had in 1830 een enorme voorsprong genomen. We waren het meest progressieve land ter wereld op vlak van burgerrechten. In tegenstelling tot onze buurlanden is homoseksualiteit nooit strafbaar geweest in België, de gewetensvrijheid, de vrijheid van meningsuiting, van religie en van de pers was lange tijd het grootste in ons land; preventieve censuur was bijvoorbeeld verboden. Dat maakte dat historische figuren zoals Karl Marx, Viktor Hugo en Multatuli -wanneer het te heet onder hun voeten werd in Duitsland, Frankrijk of Nederland - bij ons in alle vrijheid kwamen schrijven en publiceren. 

C'est une part de notre histoire nationale dont nous pouvons être fiers. 
Autant que nous devons aussi oser être critiques et regretter qu'il ait fallu attendre 1948 pour que les femmes obtiennent le droit de vote. En Europe, seules l'Albanie, la Grèce et la Suisse ont été encore plus tardives dans l'octroi du droit de vote aux femmes. 

Il me semble donc utile de réfléchir aux raisons pour lesquelles notre pays a perdu son statut d’« État modèle » au cours de ces années. 

Dans son livre « Histoire politique de la Belgique », Els Witte explique que c’est à cause des partis libéraux et socialistes qui étaient peu enthousiastes à cette idée, craignant que les femmes ne voteraient pas pour eux. 

Ce ne fut évidemment pas le cas et cet argument parait bien ridicule aujourd'hui, mais nous devons tirer les enseignements de cette erreur. Si nous avons commis cette erreur, c’est parce qu’à l’époque nous ne considérions pas les femmes en tant que personnes, qu’individus singuliers, mais en tant que membres constitutifs d'un groupe.

Nous les avons réduites à un stéréotype, à un cliché. Avant de prétendre désormais les connaitre et cerner leur mode de pensée, leur conception des choses en fonction du groupe auquel elles appartiennent.  

Die fout mogen we vandaag niet meer maken; te zeggen “omdat jij man of vrouw bent, omdat je wit of zwart bent, homo of hetero, moslim of atheïst, weet ik wat jij vindt, weet ik wat je denkt en weet ik wat je zal stemmen”.  Want dat staat natuurlijk haaks op democratisch samenleven.   

De kern van de democratie is net het open en respectvol debat tussen eenieder van ons. Een debat tussen gelijkwaardige burgers die recht hebben op hun stem – letterlijk en figuurlijk. 

Wat Jürgen Habermass een ‘Herrschaftsfreie’ dialoog noemt tussen vrije mensen en niet tussen groepen van mensen.  

Mesdames et Messieurs,  

Heureusement, ces dernières années, nous avons considérablement rattrapé ce retard dans le domaine des droits politiques des femmes. Dans presque tous les indices d'égalité entre les sexes - y compris l'indice officiel de l'Union européenne - notre pays est en tête. 

Aujourd'hui, plus de 40 % des députés sont des femmes, pour la première fois de son histoire, notre pays a eu une femme Premier ministre, le gouvernement fédéral actuel a une composition paritaire, et les deux chambres sont présidées par des femmes. 

On le doit notamment à la loi Smet-Tobback de 1994 imposant la présence d’au moins 1/3 de personnes de sexe opposé sur les listes électorales, ensuite à la loi de de 2002 instaurant la parité  homme-femme, y compris le principe de la “tirette” en tête de liste. 

L'introduction de ces quotas était nécessaire – non pas parce qu’il manquait de femmes compétentes, elles étaient légion –  mais parce que les femmes ont une autre vision des opportunités que les hommes. 

Je le vois tous les jours autour de moi: l'homme moyen commet régulièrement une « erreur alpha ». Une dose plus que saine de confiance en soi qui se transforme ensuite en surestimation de soi.  

La femme moyenne, quant à elle, commet plus souvent une « erreur bêta ». Elle pense qu'elle ne dispose pas des bonnes connaissances et compétences, alors qu'elle est pourtant la bonne personne au bon endroit. 

C'est pourquoi les quotas de femmes ont eu leur efficacité en politique et l’ont renforcée. Les quotas ont fait plus que créer une égalité numéraire entre les femmes et les hommes. 
Ils ont également équilibré les rapports de force. 

Dans les années 80 et 90, les femmes se voyaient toujours attribuer des départements dits « lights ».  La première femme ministre en Belgique, Marguerite De Riemaecker-Legot, a reçu le portefeuille de la Famille et du Logement. Ce fut le même scénario dans d'autres pays. Aux Pays-Bas, par exemple, la première femme ministre Marga Klompé, s'est vu attribuer les Services sociaux. De nos jours, ce paternalisme dans la répartition des portefeuilles ministériels a heureusement disparu. Les femmes de notre gouvernement occupent des départements cruciaux tels que l’Intérieur, Affaires Étrangères, la Défense, l'Énergie, les Entreprises publiques et le Budget.  

Alors, réjouissons-nous, malgré un démarrage plutôt lent et tardif, d’avoir su opérer un réel sursaut et un rattrapage convaincant. 

Gardons cet élan, chers collègues, car le chemin est encore long. Dans le domaine politique, mais aussi dans nos conseils d'administration et à la tête de nos universités.  

Vrouwen nemen vandaag nog altijd het leeuwendeel van het huishoudelijk werk op – dat is er helaas niet op verbeterd in deze COVID-tijden, 

En hoewel de ‘gender pay gap’ in ons land beperkt is, toont ze aan dat vrouwen nog steeds vaker deeltijds werken, doorgaans in de minder betalende sectoren en dat vrouwen nog altijd minder makkelijk doorgroeien naar de top. 

Vrouwen worden bovendien harder beoordeeld op hun uiterlijk of wanneer ze falen en ze zijn – nog veel erger - vaker slachtoffer van geweld.  

Vorig jaar nog liet een voormalig lid van deze Kamer en oud-Burgemeester Ilse Uyttersprot het leven na een geval van partnergeweld.  Zij was helaas geen uitzondering. 

Het is dus onze plicht om tegen dit grote onrecht te blijven vechten; niet alleen defensief, door justitie en politie efficiënter te laten optreden tegen geweld tegen vrouwen, we moeten meer doen dan vrouwen “beschermen” op een reactieve manier. We moeten ervoor zorgen dat we een samenleving bouwen in de breedte waarin vrouwen volkomen gelijkwaardig zijn, waarin vrouwen altijd aanwezig zijn en mee beslissen over maatschappelijke problemen groot en klein. Zodat we tot echte gender gelijkheid komen. Niet alleen voor de wet, maar vooral ook in de feiten.  

Ons land scoort behoort vandaag tot het select clubje van 10 landen dat 100 op 100 scoort op de ‘Women, Business and Law’ index van de Wereldbank. 

In België worden vrouwen volledig gelijk behandeld aan mannen: zowel op de werkvloer en als ondernemer, zowel op vlak van financiën als in pensioenen, en zowel binnen het huwelijk en als ouder. 

Dat is uitstekend nieuws. Maar toch mogen we niet concluderen dat hiermee het werk af is.  

We moeten ons steeds afvragen of naast de wettelijke gelijkheid er ook gelijkheid in de praktijk is. Net omdat dit een feitenkwestie is, moet iedereen meedoen, hebben we ook nood aan mannelijke medestanders die vechten voor vrouwenrechten. Zoals de Engelse filosoof Bertrant Russell die in 1907 opkwam bij de verkiezingen voor de Liberal Party met als voornaamste strijdpunt: algemeen stemrecht voor vrouwen. Russell verloor de verkiezing maar bleef zijn strijd verderzetten. Het jaar na zijn mislukte verkiezing schreef een pamflet voor vrouwenstemrecht, hij bleef onvermoeibaar strijden voor vrouwenrechten, voor homorechten, voor sexuele vrijheid en contraceptie en tegen racisme. Russell voerde deze strijd als witte, heteroseksuele man niet voorzichzelf, maar in de hoop op een open en tolerant Groot-Brittannië.  

Zijn strijd van honderd jaar geleden, is ook de onze vandaag. Voor een open en inclusief België, waar diversiteit geen zwakte is maar een kracht. Nog te vaak wordt anders-zijn en ander-denken als een bedreiging gezien. 

Terwijl je net een sterker land bouwt door zoveel mogelijk ervaringen en zienswijzen mee aan tafel uit te nodigen, mee te laten beslissen. 

Een diverse assemblée neemt nu eenmaal betere beslissingen.  

Des te levendiger het debat, des te sterker de uitkomst.  
Dat is de weg voorwaarts voor ons land, 
Dat is hoe we samen voortuitgaan, 
Met alle constructieve krachten.  

Ik dank u.